‘Ik ervaar zeker grenzen. Toen bij mijn tante een knobbel werd ontdekt, heb ik gezegd: ‘Ik doe dit niet meer.’ Ze was 87, had al dementie, mijn vader was net overleden, ik kon het gewoon niet. Geen ziekenhuis, geen onderzoeken.’
‘Ik heb toen ook gezegd: dit past niet meer bij haar. Zij heeft altijd aangegeven: aan mijn lijf geen polonaise En het past ook niet meer bij mij. Ik belde mijn neef – we trokken samen op – en zei: ‘Als iemand anders het pad van onderzoeken wil nemen, prima. Maar ik stap er dan uit.’ Het was helder, het werd gerespecteerd, en dat voelde krachtig en als een overwinning. Toen dacht ik: ja, zo voelt een duidelijke grens.’
‘En bij mijn vader was het anders, toen ik aanvoelde dat het niet meer ging (niet dat ik ging stoppen). Ik heb me toen wel teruggetrokken. Ik heb mijn broers opgebeld en gezegd: ‘Als jullie geen band meer willen, prima, maar dan stop ik met investeren.’ Ze schrokken daarvan. Zo hadden ze het nooit bedoeld. En dat heeft iets veranderd. Plots deden ze meer. Dat moment voelde als een keerpunt. Ik werd ineens weer gezien.’